Oorsprong der lekkernijen

Er doen diverse theorieën de ronde over de oorsprong. De aardigste is de verwijzing naar Germaanse stammen in het gebied dat later Nederland zou gaan heten. Zij zouden ten tijde van het Joelfeest, de periode tussen 26 december en 6 januari dergelijke gebakken waren genuttigd hebben. Volgens de Germanen zouden de godin Perchta en andere slechte geesten ’s avonds ronddwalen. Om deze geesten tevreden te stellen werd voedsel geofferd, waarvan het meeste in gefrituurd deeg zat. Door het vet in de oliebollen zou het zwaard van Perchta van het lichaam glijden, waardoor diegenen die oliebollen gegeten hadden niet opengereten zouden worden. Waarschijnlijker is dat de oorsprong aan het einde van de middeleeuwen ligt.

Kerstmis was destijds het einde van de vastenperiode die op 11 november begonnen was: reden om te vieren dus. Oliekoeken, gemaakt van houdbare grondstoffen (al het verse voedsel was immers al op) waren een voedzame traktatie. De derde optie – waarschijnlijk in combinatie met de tweede – is dat de oliebol uit Portugal komt. Het vermoeden bestaat dat de Portugese Joden die tijdens de Spaanse Inquisitie naar Nederland vluchtten hun recepten meenamen. In Portugal at men destijds al iets wat op oliebollen lijkt: oliekoeken met (gedroogde) zuidvruchten. De olie zou verwijzen naar de olie uit de eeuwig brandende lamp in de tempel van Jeruzalem. Veel Joodse gerechten hebben een verwijzing naar het geloof.

Van oliekoek naar oliebol
Eeuwenlang aten de Nederlanders oliekoeken, een oude naam voor oliebollen. De oliekoeken op het schilderij uit ca. 1652 lijken veel op de hedendaagse oliebol. In die tijd werden ze in raapolie gebakken. In de loop van negentiende eeuw kreeg het woord oliebol steeds meer aanhang. In 1868 nam de Van Dale ‘oliebol’ op. Maar dat het toen nog geen algemeen gebruikte term was, blijkt uit het Woordenboek der Nederlandsche taal (1896). Daarin wordt ‘oliekoek’ nog als meer gebruikelijke benaming genoemd. Maar daarna ging het snel; vanaf begin twintigste eeuw wordt alleen nog over oliebollen gesproken.

Oud olie-koeckenrecept uit 1668
Om Olie-koecken te backen
Neemt tot 2 pont Tarwe-meel /
2 pondt lange Rosijnen / als die schoon gewassen zijn / laetse in lauw water wat staen zwellen
een kop van de beste Appelen / schilt die en snijtse in heel kleyne stucken / de klockhuysen wel uyt gedaen /
een vierendeel of anderhalf gepelde Amandelen /
een loodt [een lood is ca. 14 gram] Caneel /
een vierendeel loots witte Gember /
een weynigh Nagelen dit wel onder een gestoten : een half kommeken gesmolten Boter /
een groote lepel gist /
en niet wel een pintjen [een pint is ca. 0,6 liter] lauwe Soetemelck /
want het moet heel dick beslagen zijn dat het beslagh noch tay om de Lepel blijft /
en dan alle het andere daer in geroert en soo laten opgaen /
neemt daer toe een mengelen [een mengelen is ca. 1,2 liter] van de beste Raep-olie /
doet daer in een korst broot een halve Appel /
zetter op het vier en laet het uyt branden /
keert het broot en Appel altemet om /
tot het zwart en hart wort /
gieter dan een schootien schoon water in /
en laet het dan in de lucht kout worden /
en daer naer weder op 't vier geset /
als ghy die wilt gebruycken.
De jaarlijkse oliebollentest
Sinds 1993 organiseert het Algemeen Dagblad de AD-Oliebollentest. Elk jaar beslist een panel aan de hand van steek- en smaakproeven welke oliebollenbakker zich dat jaar de beste mag noemen. Vanwege de al jaren voortdurende kritische vragen in de media hoe de oliebollentest van het Algemeen Dagblad steeds weer tot stand komt heeft het AD vanwege haar geloofwaardigheid met ingang van 2018 besloten te stoppen met de Oliebollentest en de publicatie ervan.